Mijn dochter riep als dreumes altijd: ‘Sef doen!’, wat natuurlijk ‘zelf doen’ betekende. Waarschijnlijk is dit heel herkenbaar voor veel ouders. Zelf doen is belangrijk, maar op school wordt van leerlingen nog heel vaak gevraagd dat ze passief luisteren, voordat ze aan de slag mogen.
Ik heb zelf altijd moeite gehad met luisteren als ik niks om handen had. Op de middelbare school zal ik daarom altijd te breien in de les. Dat hielp me om rustig te blijven.
Nu zie ik vaak kinderen met ADHD-speeltjes rommelen. Als ik ze laat tekenen en schrijven, kunnen die dingen weg en kunnen ze zich concentreren op wat ik vertel. Daarover gaat dit artikel.
Even terug naar mijn dochter. Toen ze, allang geen dreumes meer, toegepaste psychologie studeerde, moest ze workshops leren geven en daarvoor activiteiten bedenken. ‘Mensen leren alleen van zelf doen,’ vertelde ze me. ‘Als ze informatie enkel horen, nemen ze het niet op.’
Ik dacht aan de lezingen en schoolbezoeken die ik vaak gaf.
Ik vertel kinderen bijvoorbeeld wat de ingrediënten zijn van een verhaal. Weten ze dat daarna? Mwah. Misschien kunnen ze herhalen wat ik gezegd heb, maar kunnen ze het toepassen? Nee.
Ik vertel ouders dat voorlezen belangrijk is. Ze horen wat ik zeg, maar veranderen ze hun gedrag? Nee.
Ik vertel leerkrachten dat ze zelf kinderboeken moeten lezen. Doen ze dat als ik het zeg? Nee.
Ik probeerde al wel mijn lezingen interactiever te maken, maar besloot dat ik nog meer activiteiten moest bedenken en nog minder zelf aan het woord moest zijn. Een workshop is niet: luisteren en vragen mogen stellen. Het is: ervaringen opdoen en daardoor je kennis vergroten of je gedrag aanpassen.
Workshop voor leerkrachten
Mijn dochter ging mee naar een workshop die ik gaf voor leerkrachten. Ik had haar advies ter harte genomen. In plaats van de leerkrachten te vertellen dat ze kinderboeken moesten lezen, had ik een afbeelding met diverse kinderboekfiguren gemaakt, die de leerkrachten moesten herkennen. Een leuk spel en meteen was duidelijk welke mensen hier een tandje konden bijzetten.
Daarna gaf ik geen lezing, maar liet de leerkrachten discussiëren bij een aantal stellingen over o.a. het belang van lezen en een goede schoolbieb. Waaraan moet die schoolbieb voldoen? Is een goede schoolbieb belangrijk?
Tot slot liet ik een foto van hun eigen bieb zien: boeken plat op stapels. Een puinhoop. Geen goede manier om te zoeken. Niet aantrekkelijk.
Het beeld kwam binnen. Een paar weken later was de schoolbieb op orde gebracht. Deze school had al eerder Schoolschrijvers gehad en die hadden misschien ook wel verteld dat een goede schoolbieb belangrijk was. Ik liet het ze zelf zeggen en doen. Dat hielp.
Ouderbijeenkomst
Bij ouderbijeenkomsten had ik vaak het gevoel dat er beleefd geluisterd werd, maar dat de boodschap (het belang van thuis lezen en voorlezen) niet aankwam. Ik besloot mijn boodschap voor me te houden en liet ouders in tweetallen met elkaar praten over de voorleeservaringen die ze als kind hadden gehad. Het lokaal vulde zich meteen met gezellig geroezemoes. Daarna vroeg ik wie er een mooie ervaring wilde delen. Ouders deelden ontroerende voorbeelden. Soms waren er thuis geen boeken, maar kon een ouder wel mooi vertellen. Of was er een oudere broer of zus die voorlas.
Daarna gaf ik de opdracht om in tweetallen met elkaar praten over de boeken die de ouders zelf aan hun eigen kind voorlazen. Vooral op scholen waar veel ouders waren met niet-Nederlandse afkomst heerste er dan een ongemakkelijke stilte. ‘Als je niet voorleest, kun je er samen over praten hoe dat komt. Waarom jij je kind niet die ervaring kan geven, waar je zelf vroeger zo van genoot. Misschien kunnen jullie elkaar adviezen geven.’ Dat kwam binnen. Er werd gepraat en daarna gaven de ouders elkaar adviezen.
Schoolbezoek voor kinderen
Bijna wekelijks heb ik een schoolbezoek voor kinderen. De bedoeling is dat ik over mijn boeken vertel en aan leesbevordering doe. Vaak krijg ik vragen als: ‘Wat is je lievelingskleur? Hoeveel boeken heb je geschreven?’ Ik probeer dat onderdeel kort te houden, want ik wil iets aanzwengelen. Ik wil kinderen enthousiast maken voor verhalen bedenken, schrijven en lezen.
Ik wil dat ze snappen hoe een verhaal in elkaar zit. Natuurlijk kan ik vertellen wat de ingrediënten zijn voor een verhaal, maar geconcentreerd luisteren is lastig. Dat merk ik al met vragen van het niveau lievelingskleur. Die stellen ze soms wel drie keer en niemand hoort het antwoord.
Om iets te beheersen moet je het oefenen en toepassen. Eén van de werkvormen die ik daarom gebruik is tekenen en schrijven terwijl ik een ‘fantasieverhaal’ vertel. Ik bied al vertellend elementen van een verhaal aan. De kinderen tekenen terwijl ze luisteren. Ze passen wat ik vertel direct toe en maken ze het zichzelf eigen. Ze ervaren het verband tussen wat ze zelf doen en hoe ik als schrijver werk. Tussendoor geef ik extra informatie en uitleg.
Leerkracht zijn vaak verbaasd dat een drukke klas keihard aan het werk gaat. Dat de kinderen betrokken zijn. Soms wordt het rumoerig; dan willen de kinderen meteen aan elkaar vertellen wat ze gemaakt hebben. Ik vraag ze dan toch om nog even alles voor zichzelf te houden en stil te werken. ‘Aan het eind van de les mogen jullie elkaar alles vertellen,’ zeg ik dan. ‘En dan maken we ook samen nog een verhaal.’
In principe heeft elk kind aan het eind van de les zelf een verhaal in zijn hoofd. Het valt soms niet mee om alles in één uur te proppen. Van andere schrijvers hoor ik weleens dat een uur lang is: ik kom met deze werkvorm eigenlijk altijd tijd tekort. Toch doe ik minder. Ik vind het prettig dat ikzelf minder centraal sta. Het is heel vermoeiend om een uur lang vragen over je lievelingskleur te beantwoorden. Als ik zie wat kinderen zelf maken, laad ik me daarmee op. Ik word enthousiast van hun ideeën.
Soms word ik even bij de les gehouden. Een meisje blokkeerde, er kwam niets op haar blaadje. Ik probeerde haar te sturen met een paar ideeën: ‘Doe dan gewoon dit of dat?’. Boos schudde ze haar hoofd. ‘Dan heb jij het bedacht en niet ik!’ Ik liet haar met rust en even later zag ik dat ze hard aan het werk was. Ik nam zelf haar verzonnen planeet expres als voorbeeld bij het gezamenlijke verhaal dat we daarna maakten.
Na afloop vraag ik vaak: ‘Hebben jullie wat geleerd?’. Altijd is het antwoord: ‘Heel veel!’. Ook de leerkracht is het daar dikwijls mee eens.
Is dit breder toepasbaar?
Ik geef alleen lessen over lezen en schrijven. Zou een dergelijk werkvorm ook te gebruiken zijn bij bijvoorbeeld zaakvakken? Zou je een aardrijkskundeles kunnen geven, waarbij kinderen ondertussen tekenen terwijl je vertelt? Een geschiedenisles of rekenles? Ik ben heel benieuwd of er leerkrachten zijn die ook een dergelijke werkvorm gebruiken. Ik hoor het graag in de reacties hieronder of via de mail.