Bij de ticketoffice van de Tempel van Hatsjepsut wordt je belaagd door kinderen die stoffen poppetjes willen verkopen en mannen die beeldjes van alabaster onder je neus duwen. Bij elke “la shokran” van mij worden ze goedkoper. Via een overdekte galerij met winkeltjes lopen we verder, opnieuw van alle kanten belaagd door verkopers van souvenirs. Achmed geeft ons de kaartjes voor het toeristentreintje naar de tempel.
De tempel is indrukwekkend van buiten, een strakke architectuur en prachtig gelegen tegen een steile rotswand. Schoolklassen Egyptische kinderen rennen lachend de schuine helling naast de trappen af.
Op de zuilen en muren zijn reliëfs te bewonderen. Ongevraagd begint een man in een blauwe jurk uitleg te geven over een afbeelding. “Hier ziet u Nefertiti met een baard. En hier met een baby in haar buik. Hier moet u een foto van maken. Heeft u een tip?” De Egyptische pond die ik hem geef is niet genoeg. Hij wil euro’s. Die hebben we niet. Hij is boos. Hij wil de sjaal van mijn nek trekken en mij uitleggen hoe ik die om mijn hoofd moet wikkelen, zoals hij zelf heeft. Maar dan word ik boos. Laat me met rust.
Als we verderop stilstaan bij een beeld van de godin met gekruiste armen, legt een andere man in blauwe jurk uit dat we een foto moet maken van onszelf voor dat beeld, ook met gekruiste armen voor mijn borst. Nee, dank u. Nee, ik heb geen tip.
De chauffeur van het toeristentreintje nodigt me op de terugweg uit om naast hem te komen zitten. Ach, waarom niet? Hij vraagt het vriendelijk. “Do, you have a tip madam?” vraagt hij als we er een halve minuut later zijn.
“Now we go to alabaster factory,” zegt Achmed. We hebben hem al tien keer verteld dat we niet naar die kleine werkplaats/winkeltjes willen, om te zien hoe ze die beeldjes maken. De afspraak was dat we zelf konden zeggen waar we heen wilden. Omdat we met Hatsjepsut vrij snel klaar waren, willen we nog wel wat graftombes zien. En nog een tempel. Maar hij blijft koppig herhalen dat we naar alabaster factory gaan en daarna lunch. En dan naar de andere oever.
“Nee,” zeg ik. “Ja,” zegt hij. “Alleen kijken. Niks kopen.” “Vijf minuten dan,” zeg ik. “Alleen kijken.” “Eén minuut,” zegt hij. “Alleen kijken.”
Hij rijdt ons naar een van de werkplaatsjes, waar we allemaal een hand moeten geven aan een man, die beloofd ons alles te gaan vertellen over de beeldjes die ze er maken. Eerst buiten en dan binnen. Ik geef hem één minuut en zeg dan tegen Achmed dat we verder willen.
Achmed is niet blij. Willen we dan nu al naar de lunch? Nee, we willen op deze oever nog naar enkele graven en nog een tempel. Hij belt met de tussenpersoon, want deze toegang zat niet bij de deal. De tickets daarvoor moeten we zelf betalen. Dat is geen probleem, verzekeren we hem, dus hij brengt ons naar de ticket office.
De tempel van Seti is erg rustig en ook bij de ambtenarengraven is het stil. De schilderingen in de graftombes zijn meer dan de moeite waard. Het mooiste wat ik gezien heb. Eigenlijk willen we nog wel meer graven bezoeken, maar we durven het schema niet verder in de war te brengen. Dus we laten ons door Achmed naar een restaurant brengen voor de lunch.
Zijn broer Ali neemt ons daarna mee met een motorbootje de Nijl op. We varen een stukje en ik vraag me af waarom we niet oversteken naar Luxor Tempel, het volgende programma-onderdeel. Het duurt naar mijn idee onnodig lang. Eindelijk op de andere oever wachten we op Achmed, die via een brug zeven kilometer verderop de auto naar de andere oever zal rijden. Dan hadden we toch net zo goed met hem meegekund? We wachten ongeduldig tot hij er is, onzeker of we broer Ali ook een tip moeten geven.
Later hoorde van onze tussenpersoon dat dit boottochtje over de Nijl een persoonlijk cadeautje van Achmed aan ons was en voel ik me schuldig niet beter geacteerd te hebben hoe leuk het was. Een dankbare toerist zijn valt soms niet mee.
We bekijken Luxor tempen en Tempels van Karnak. Achmed wacht op ons in de auto. “Take as long as you like.”
Gebouwen die je op foto’s gezien hebt, vallen in het echt soms wat tegen. Vooral als de helft in puin ligt. Natuurlijk is het wel erg groot en indrukwekkend en ik heb foto’s gemaakt om die in de gidsjes te evenaren.
Het is warm, maar gelukkig niet erg druk. Het is een slecht toeristenjaar, vanwege de politieke onrust. In de ruïnes van de Tempels van Karnak rusten we een half uur in de schaduw van wat stenen bij de heilige vijver. In de verte de geluiden van de stad. Hoe zou het hier geweest zijn toen de tempel nog heel was? Dezelfde Ibissen die laag over de vijver scheren? Dezelfde lucht? Het is heerlijk rustig aan deze zijde van de vijver. Even geen “Is this your first time in Egypt? Where are you from? Do you have a tip, madam?” In de verte zien we Japanse toeristen rondjes lopen om een gelukbrengende heilige steen. De tribunes en de luidspreker die de vijver ontsieren zijn voor de lichtshow die hier ’s avonds voor toeristen gegeven wordt. Maar wij vinden het zo wel goed zo.