‘Bah, al dat geweld? Moet dat echt?’ schreef iemand op Facebook naar aanleiding van mijn serie Robotoorlog. Collega kinderboekenschrijver Michael Reefs moest erom lachen. Het is ook wel een beetje komisch, want boeken zijn zelden alleen maar leuk en gezellig. Net als kranten en journaals overigens. Dikwijls gáán ze ergens over.
Leuke verhalen bestaan niet.
Er bestaat geweld en er zijn problemen. Deze worden gebruikt in verhalen. We lezen over ongeluk, verdriet, verlies, angst, bedreiging, eenzaamheid, enzovoort.
In sprookjes komen stiefmoeders voor die hun kinderen vermoorden. Wolven, monsters, heksen en reuzen eten kinderen op. Moet het sprookje Roodkapje worden aangepast? Is het beter om van de boze wolf een lieve hond te maken, om oma gezond te laten zijn en van de jager een boswachter te maken? Nee.
Door enge verhalen kunnen kinderen op een veilige manier kennismaken met hun eigen emoties.
Natuurlijk let je bij kinderboeken goed op de leeftijd en het karakter van een kind. Ik denk dat kinderen, zodra ze zelf boeken kunnen kiezen, heel goed aanvoelen wat ze wel en niet willen lezen. Het is onzin om de verhalen aan te passen.
In verhalen voor volwassenen worden de akelige situaties realistischer. Ze spelen zich niet meer af in een sprookjesbos, maar in de echte wereld. De hoofdpersoon verliest een dierbare, de liefde van zijn leven is onbereikbaar, iemand wil hem vermoorden, hij leidt aan een ziekte, hij krijgt een verkeersongeluk en zijn moeder pleegt zelfmoord.
Waarom hebben mensen behoefte aan akelige of gewelddadige verhalen?
Zie het als vermaak. Of als leedvermaak. Je komt uit de bioscoop en denkt: gelukkig is mijn leven niet zo beroerd als dat van hem of haar.
‘Vechten is niet goed.’
Daar ben ik het ten dele mee eens. Kinderen leren dat schoppen, knijpen, bijten en slaan niet mag. Je mag elkaar geen pijn doen. Maar stoeien is een natuurlijke behoefte. Heb je weleens kittens of puppy’s zien spelen? Zij bijten en klauwen, zonder elkaar te beschadigen. Ze imiteren een gevecht. Hetzelfde doen kinderen als ze op judo, karate, kungfu of boksen zitten. Wordt je daar agressief van? Integendeel. Timide kinderen worden weerbaarder. Drukke kinderen leren zelfbeheersing, controle en respect voor de veiligheid van de ander.
Ik hou van vechtsporten en wilde voor kinderen een boek schrijven waarin veel gevochten wordt. Maar ik vond wel dat het niet bloederig moest worden. Geen bommen, afgerukte ledematen, rollende hoofden, enzovoort. Daarom bedacht ik Robotoorlog. De kinderen vechten tegen machines en die bloeden niet.
Modern griezelen
Door de robots tot slechteriken te maken is Robotoorlog een modern verhaal geworden. Er zijn geen ouderwetse gemeneriken, zoals heksen, weerwolven, vampiers, tovenaars, monsters of trollen. De moderne griezels zijn van metaal, zitten vol met software en praten via quantum internet.
Je zou Robotoorlog Science fiction kunnen noemen, maar zo heb ik het niet bedoeld. Er gebeuren geen dingen die niet in werkelijkheid zouden kunnen.
Vijfentwintig jaar geleden werkte geen bedrijf met internet en nu liggen na een Cyberaanval ziekenhuizen, vervoersbedrijven en banken plat. Is het veilig als de maatschappij afhankelijk is van computers? In Robotoorlog grijpt de groep mensen, die de robots bestrijdt, terug op ouderwetse vormen van communicatie. Internet is voor hen verleden tijd.
Overal zijn machines met geheime software. Kun je een zelfsturende auto vertrouwen? Het grootste probleem van fabrikanten is het gevaar dat zo’n voertuig wordt gehackt en ingezet voor terroristische doeleinden. Maar ook een ‘slimme’ thermostaat kan worden gehackt en bijvoorbeeld stiekem geluidsopnamen maken. Een ‘slimme’ oven kan een huis in brand zetten. Wie weet er nog welke software in zijn apparaten zit en wie deze op afstand kan veranderen? In de auto, die je in goed vertrouwen kocht, blijkt sjoemelsoftware te zitten. Je computer wordt aangevallen door gijzelsoftware.
Welke macht en verantwoordelijkheid leggen we bij apparaten? In het leger worden robots gebruikt om bommen te ontmantelen en bagage te dragen. Deze worden nog door mensen bediend. Maar er zijn ook drones die zelfstandig aanvallen uitvoeren.
Geen negatief verhaal
Ondanks dat in Robotoorlog de robots een gevaar vormen, is het geen apocalyptisch verhaal over het einde van de wereld. De kinderen ontdekken hun eigen kracht en zijn in staat om de wereld te veranderen. Ze leren over ki (= energie). Ze leren rustig worden in hun hoofd, mushin. Ze ontdekken het belang van samenwerken en vriendschap. Het is een verhaal geworden over de waarde van mens-zijn, zonder moraliserend te worden.
Een oud verhaal over een broer en zus ligt ten grondslag aan de opkomst de robots. De zus wil geld en rijkdom. De broer geeft daar niets om. Ze krijgen ruzie en de zus wil haar rijkdom en macht vergroten door middel van een leger van robots. De broer weet maar één oplossing: kinderen moeten de baas worden. Alleen dankzij hun creativiteit en fantasie zullen ze deze opmars kunnen stoppen.
Hoe? Daarover kun je later meer lezen in boek 3.