Betoog, uiteenzetting of beschouwing?

Gisteren viel mijn oog op een interessante discussie die via de community Nederlands van Digischool gevoerd wordt. Omdat ik voor het onderwijs digibordlessen over kinderboeken en creatief schrijven maak, ben ik lid van Digischool en volg de community Nederlands en de community’s voor het basisonderwijs. Elke community heeft een mailinglist en de discussies spelen zich vooral per e-mail af. Deze discussies is gestart door Jacques van den Oever, docent Nederlands aan de rsg Magister Alvinus te Sneek. Met zijn toestemming neem ik zijn brief aan collega’s over.

Was is het verschil tussen een betoog, uiteenzetting of beschouwing?

Geachte collega’s,

Eigenlijk hoop ik er op dat ik bedolven word onder mails waarin ik als onbekwaam weg- en in de hoek gezet ga worden. Waarin met mij als neerlandistieke non-valeur wordt afgerekend! Want dan zal ik, beschaamd en beschimpt, toch bevrijd zijn van een knellende onzekerheid die mij al jaren met regelmaat het lesgeven bederft.

Gisteren was het namelijk weer eens zover. VWO5 had een tekst met vragen gemaakt uit de onvolprezen methode Nieuw Nederlands. De laatste vraag betrof de tekstsoort, in meerkeuzevorm. Was het een betoog met beschouwende elementen, een beschouwing met uiteenzettende, een uiteenzetting met betogende, enfin, u kent ze wel.

Ik ben wel benieuwd of de jongere generaties neerlandici ook worden opgeleid in dit soort kwesties, want wij hoorden er niets iets over (tussen 1972 en 1979 aan de RUG) en moesten ons maar redden in de praktijk. Ik weet niet precies meer wanneer de categorieën der tekstsoorten zo prominent naar voren kwamen in de diverse methoden – ik meen bij de invoering van de nieuwe Tweede Fase. Daarvoor spraken we natuurlijk wel met de leerlingen over de insteek van de auteur, want je moet natuurlijk wel weten waar ze met je naar toe willen en in de slotalinea was daarvoor meestal wel een aanwijzing te vinden.

Maar nu dus de uiteenzetting, de beschouwing en het betoog. Op papier een aardig onderscheid, maar in de weerbarstige praktijk blijkt met name het classificeren van de tekst-als-geheel nogal eens tot discussies met schrandere leerlingen en collega’s te leiden. Alleen het antwoordmodel van Nieuw Nederlands weet precies welk antwoord juist is. De vraag naar de tekstsoort wordt inmiddels ook op het Centraal Schriftelijk Examen gesteld met ook daar natuurlijk de overdonderende zekerheid van het correctievoorschrift. Gevorderde collega’s herinneren zich wellicht nog de hilarische bespreking in Vrij Nederland van publiciste Xandra Schutte, die er achter was gekomen dat haar tekst ‘De sublieme sigaret’ voor een VWO-examen tekstverklaring was gebruikt. Tot haar ontzetting wist ze zelf niet of ze nu een betoog of een beschouwing had geschreven. Ik wist het ook niet, mijn leerlingen wisten het niet, mijn collega’s niet, alleen de examencommissie wist het.

Terwijl er aanvankelijk nog werd gevraagd of een tekst betoog, uiteenzetting of beschouwing is, hebben de vragenstellers al enige tijd geleden hun toevlucht genomen tot de mengvormvraag: een betoog met beschouwende elementen, een beschouwing met uiteenzettende elementen enz. Toen die vragen begonnen te verschijnen bekroop mij het gevoel: zouden ze zelf ook niet meer zo zeker zijn van hun categorieën?

In mijn Dikke Van Dale is het uiteenzetten ‘in zijn delen verklaren, uitleggen, doen zien’, is beschouwen ‘beoordelen, overwegen’ (en is de beschouwing ‘bespiegelend, theoretisch, contemplatief’). In Wikipedia schrijft iemand: ‘Een uiteenzetting is een tekst met als doel de lezer te informeren over een bepaald onderwerp. Een uiteenzetting wordt gebaseerd op feiten en is, in tegenstelling tot een betoog, objectief van aard. Een uiteenzetting verschilt van een beschouwing vanwege het feit dat bij de laatste de schrijver zijn mening geeft over het onderwerp. Dat is bij een uiteenzetting niet het geval.’ Oeps, denk ik dan weer bij het laatste: een schrijver met een mening, betoogt die dan ook niet? Het voert te ver om hier al die definities op te lepelen. Google zelf eens of trek uw woordenboek uit de kast: de nuances buitelen over elkaar heen.

Het hangt dus vaak af van je lesmethode, hoe de begrippen in je eigen (toets)praktijk afgebakend of gedefinieerd zijn. In verschillende methoden zag ik verschillende definities. Ik heb bovendien geen hoge pet op van de auteurs van die methoden, vind veel oefeningen onwerkbaar, veel toetsen slecht. En waarom zou ik hen (vind ik hier mooier dan ‘hun’) autoriteit verlenen als het gaat om discutabele onderdelen van mijn vak?

Dat brengt mij tot de kern van deze noodkreet: wie heeft deze indeling in het onderwijs Nederlands geïntroduceerd? Waarop heeft deze persoon zich gebaseerd? Sla mij eens om de oren met mijn domheid, toon mij de juiste definities en maak een einde aan mijn onzekerheid!

Met collegiale groet,

Jacques van den Oever
rsg magister Alvinus Sneek

Tot zover de bief.

Meerkeuzevraag

Mijn vraag. Is deze brief een:

A: Uiteenzetting: op een neutrale manier wordt een probleem beschreven.
B: Betoog: de schrijver wil de lezer overtuigen van de onduidelijkheid in werken met tekstsoorten.
C: Beschouwing: de schrijver belicht het onderwerp van verschillende kanten en wil de lezer tot nadenken stemmen.
D: Mengvorm van alle drie de tekstsoorten.

Het juiste antwoord is …

Loading

6 Reacties

  1. Voor alle duidelijkheid: ik reageer vanuit Vlaanderen (zie mijn eerste reactie alhier). Spaar ons van centrale examens, heb ik al meermaals verzucht, de Nederlandse examentoestanden volgend.

  2. Vanmiddag stuurde ik volgende reactie aan de community Nederlands die ik ook in deze reactieruimte wil doorgeven.

    Mijn visie ligt helemaal in de lijn die Jacques van den Oever aanhoudt. In theorie zien de genoemde tekstsoorten er meestal ‘netjes afgelijnd’ en ‘doenbaar’ uit, dat weet ik uit ervaring met de methode-Nederlands voor de 3e graad aso die wij op school volgden. De voorbeeldteksten in het leerboek pasten mooi bij de plaatjes van de verschillende definities. En dat is leerrijk, die variatie aan teksten, zo rijk als communicatie maar kan zijn. Bij het labelen echter van de nieuwe teksten in het leerboek begon het spel van de twijfel al: dan kon ik niet zonder de handleiding met oplossingen. Dezelfde ervaring van hulpeloosheid had ik trouwens ook al te dikwijls met tekststructuren en literaire analyse: zonder de handleiding met oplossingen moest ik het ‘juiste antwoord’ meer dan eens schuldig blijven, en ik had nochtans op academisch niveau taal en literatuur gestudeerd, en heb geprobeerd van levenslang bij te scholen – blijkbaar niet hard genoeg.

    Ik vind dat leerlingen de ‘labels’ moeten kennen maar als het op toepassing en transfer aankomt, moet er mogen rekening gehouden met de ‘natuurlijke inslag’, noem het ‘wispelturigheid’, van de schrijver/journalist/reageerder/columnist/essayist/blogger die niet altijd volgens het boekje van de tekstsoorten en -structuren werkt. Of zeg ik beter: die haast nooit de strakke definities of structuren volgt. En die daarom geen ‘slechte’ schrijver is. Ja toch, per definitie (!) ?

  3. Nou, er is weinig verschil met vroeger. Ik heb in de jaren 70 de lerarenopleiding in Utrecht gevolgd en ook daar hoorden we er weinig over. We werkten aan lezen, schrijven (samenvatten!), literatuur, grammatica en nog veel meer. Nu, 40 jaar later probeer ik mij te bekwamen tot 1e graads docent Nederlands en ook nu gaat over van alles behalve deze onderscheiden. Wel betoog, uiteenzetting en beschouwing maar daar stopt het. Ik vraag mij ook het nut af om deze dingen te weten. Leer de leerlingen liever zaken toepassen. En ook ik vraag mij af wat er gaat gebeuren als we weer gaan schrijven bij het CSE. Zelf moest in ’72 nog een opstel schrijven dat veel problemen opleverde voor 1e en 2e corrector. Ik zou daar mijn vingers niet aan willen branden. Tijdens mijn huidige Masteropleiding hebben we al zoveel verschillen van mening tussen docenten die vaak al lange tijd voor de klas staan. Dat wordt er niet beter op als we schrijven weer aan het CSE toevoegen. Niets zo discutabel als dat onderwerp.

  4. Volgens mij is dit een als beschouwing verpakt betoog waarin de schrijver docenten Nederlands probeert te overtuigen van de onwerkbaarheid met deze rigide categorieën en de zogenaamde autoriteiten op de vingers tikt.

    Overigens lijkt het mij verstandig wel een onderscheid te maken tussen het onderwijs in het schrijven van teksten, waarbij de categorieën om didactische redenen simpel worden voorgesteld, en het beoordelen van bestaande teksten. Wat dat laatste betreft zullen we het nog moeilijk krijgen als straks het schrijfexamen op havo en vwo als onderdeel van het centraal schriftelijk examen ingevoerd wordt. Wij, docenten Nederlands, moeten die producten dan onder andere hierop beoordelen en het daarover ook nog eens zien te worden met de tweede corrector. Als dat maar geen slaande ruzies oplevert….

  5. Dag collega’s,
    En (ja, ik begin de hele mededeling met “en”) mag/mogen het antwoord/de antwoorden dan luid en duidelijk over ons uitgestort worden? Want aan de RUL (zelfde periode) deed men er, wat dit onderdeel betreft, ook het zwijgen toe. Tot op heden gebruik ik dus mijn eigen boerenverstand:
    • als de tekst tot denken aanzet – meerdere visies, mogelijkheden bespreekt, iets ter overweging aanbiedt – en de auteur er ook nog iets van vindt (voelt het meest voor … of weet het ook niet, zoiets) laat ik het beschouwing noemen.
    • Zolang de auteur alleen maar weergeeft, houd ik het op uiteenzetting.
    • Zodra de auteur een stelling poneert, of duidelijk ergens voor of tegen stelling neemt, kies ik voor betoog.
    Eigenlijk interesseert het mij niet zo, wie dit bedacht heeft. Ik krijg liever een duidelijke, heldere en vooral eenduidige uitleg over wat wat is, kortom, ik wil net als Jacques graag “de juiste definities”.
    Met vriendelijke groet,
    Sonja Ziel

Geef een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.