Ik was laatst op een feestje en schonk mijzelf bij de drankentafel een glaasje vruchtensap in – ik moest nog rijden –, toen plotseling een man op mijn schouder tikte. ‘Zullen we samen naar buiten gaan?’ vroeg hij.
Ik kende hem niet en aarzelde.
Maar hij kende mij ook niet.
‘O, sorry. Ik dacht dat je mijn vriendin was.’
Als een haas verdween hij.
Mijn ogen achtervolgden hem en inderdaad zag ik hem aan de andere kant van de huiskamer een vrouw aanklampen, die net als ik een witje jasje droeg.
Even later liepen ze langs mij de tuin in. Ik glimlachte vriendelijk en informeerde ‘Heb je haar gevonden?’, maar de man leek me ook niet te willen kennen en liep stug door.
Hij deed me denken aan een kleuter die in de supermarkt de hand van een vreemde mevrouw vastpakt, in de veronderstelling dat het zijn moeder is. Dat is traumatisch, dat begrijp ik best.
Ik vertelde de gebeurtenis aan de man waarmee ik toevallig in gesprek was. ‘Het kan nog erger,’ schepte hij op. ‘Ik heb in de supermarkt eens een vrouw naast mij flink in haar billen geknepen, omdat ik dacht dat het mijn vriendin was.’
Ik bekeek mijn gesprekspartner ineens met andere ogen. Hij had momenteel geen vriendin, had hij mij eerder verteld. Hij had nooit echt een langdurige relatie in stand kunnen houden.
Dat begreep ik ineens.