Subsidie van het Nederlands Letterenfonds

Ik heb afgelopen 14 jaar ruim zestig kinderboeken geschreven. Ik begon met voorleesverhalen. Daarna schreef ik prentenboeken, verhalen voor televisie, versjes voor kleuters, eerste leesboekjes voor beginnende lezers, leesboeken, geschiedenisverhalen en gedichten voor pubers. Ik ging telkens nieuwe uitdagingen aan, omdat uitgevers mij opdrachten gaven of omdat ikzelf mijn grenzen wilde verleggen.

Daarnaast werk ik als grafisch vormgever. In de beginjaren leefde ik voornamelijk van de boekvormgeving. Langzaam werden schrijven, schoolbezoeken en lezingen geven belangrijker. Ik deed wat ik dacht dat goed was voor mijn ontwikkeling, voor kinderen, leesbevordering en onderwijs, en de ontwikkeling van het digitale kinderboek.
Ik heb veel geleerd. Misschien is niet elk boek een hoogtepunt, maar de meeste boeken vind ik nog steeds verrassend origineel als ik ze teruglees. Vaak zie je pas later welk boek boven de rest uitsteekt. Welk boeken die met terugwerkende kracht best een griffel had mogen krijgen.

Bijvoorbeeld hier is pier: een koffertje met zes leesboekjes met oplopend leesniveau van AVI start tot E3. Ze zijn los van elkaar te lezen zijn, maar vormen ook samen een doorlopend verhaal. Boekjes met humor die zowel kinderen als volwassenen op de lachspieren werken en prachtig geïllustreerd door Leo Timmers. Het begint met een ontluikende liefde en eindigt met de eerste echtelijke ruzie en hernieuwde liefde tussen Pier en Mier.
Of het prentenboek Nippertje, over een egeltje dat niet kan opschieten en waarin de haastende ouder wordt afgezet tegen het kind, dat zich nog kan verwonderen en juist daardoor meer ziet.
Mijn serie leesboekjes over Boy zijn gelaagd en geslaagd en heel herkenbaar voor kinderen met gescheiden ouders, stiefbroertjes/zusjes of halfbroertjes/zusjes.
Ik ben met twee versjes een van de laatste jonge Nederlandse kinderdichter in de bloemlezing Nederlandse kinderpoëzie in 1000 gedichten van Gerrit Komrij.

Al twee jaar loop ik met het idee een boek te schrijven over een bootvluchteling: een kind dat zijn land moet ontvluchten, aan gevaren blootgesteld wordt en nergens welkom is. Dat thema is onlangs weer actueel geworden door Mauro en de nieuwsberichten over verdronken bootvluchtelingen die vanuit Tunesië of Libië Lampedusa proberen te bereiken. Ik schreef er al eens een gedicht over. Ik heb geen opdracht voor dit boek en dus geen deadline. Uitgeverij Gottmer heeft zich in principe bereid verklaard dit boek uit te geven en dat opent de weg om er subsidie voor aan te vragen bij Nederlands Letterenfonds. Dit fonds wil schrijvers de gelegenheid geven om boeken te schrijven die niet direct commercieel zijn.

Ik heb afgelopen jaren boeken geschreven over diverse onderwerpen: een blind meisje, een dove jongen, Romeinse Limes, Gerrit Rietveld en Christiaan Huygens. Veel van deze boeken moesten redelijk snel geschreven worden. In de praktijk betekent dat enkele weken tot maanden research doen en daarna ongeveer drie maanden schrijven voor de eerste versie die naar de uitgever kan. Ik wil me blijven ontwikkelen. Voor mijn boek De bootvluchteling wilde ik de tijd nemen om uitgebreid research doen en langer de tijd om het boek te schrijven, zodat ik er meer mee zou kunnen experimenteren. Ik wilde een waardevol boek schrijven: voor mezelf om een nieuwe stap in mijn carrière te zetten en voor kinderen om ze het besef bij te brengen dat veiligheid en enige mate van welstand niet voor elk mens vanzelfsprekend is. Of dat zou lukken is natuurlijk maar de vraag. Voor elk boek dat je schrijft, voor creëren in het algemeen, voor iets nieuws maken, geldt dat het kan mislukken. Of iets geslaagd is weet je pas als je je volledige inzet gegeven hebt. Zo werkt dat met schrijven.

Om mijn aanvraag te kunnen beoordelen wilde het Nederlands Letterenfonds twee boeken van mij lezen die te vergelijken waren met wat ik wilde schrijven. Dat was lastig. Met welke twee boeken zou ik ze een inzicht in mijn oeuvre van zestig kinderboeken geven? Met een prentenboek of eerste leesboekjes zou ik waarschijnlijk niet scoren. Ik besloot Zoektocht naar een zeeklok en De stille dief in te sturen. Het eerste is een educatief leesboek voor kinderen vanaf 8 jaar over Christiaan Huygens. Het tweede is een avonturenboek voor kinderen vanaf 10 jaar over een dove jongen. Zoektocht naar een zeeklok werd afgewezen omdat ik dit samen met een educatief medewerkster van museum Hofwijck schreef. Ik besloot daarna een ouder leesboek uit dezelfde serie Terugblikken Spion aan de overkant, over de Romeinen in Nederland in te sturen.

Volgens het oordeel van de commissie was Spion aan de overkant didactische fictie en onvoldoende literair. De stille dief kon ze meer bekoren, maar het einde was niet geloofwaardig. Mijn verzoek werd afgewezen, omdat ze bang waren dat mijn neiging didactisch te zijn het literaire in de weg zou staan.

Dit riep een paar vragen op. Zijn didactische kinderboeken minder waard dan literaire kinderboeken en komen deze nooit in aanmerking voor subsidie? Kan de commissie aan de hand van twee boeken oordelen dat ik geen literair werk kan schrijven? Moeten deze boeken dan altijd vergelijkbare boeken zijn met het boek dat je nog wilt gaan schrijven? Misschien had ik beter Nippertje en Hier is pier kunnen insturen?

Daarnaast was ik boos. Bijna alle aanvragen waren gehonoreerd, behalve die van mij. Wie zijn literaire kinderboekenschrijvers en welke belangrijke literaire kinderboeken hebben zij met subsidie van het Nederlands Letterenfonds geschreven?
Ik plaatste een bericht op Facebook en vernam van enkele collega’s dat zij dezelfde teleurstellende ervaring hadden gehad bij het Nederlands Letterenfonds. Het was vechten tegen de bierkaai, want sommige auteurs zouden in de ogen van dergelijke commissies nooit literair gevonden worden. Erg steunend waren de reacties van zeer gewaardeerde collega’s die soms wel, soms niet een subsidie kregen. Er was dus nog hoop dat dit een eenmalige afwijzing was en dat ik een betere, literairdere schrijver zou kunnen worden. Blijven proberen! zeiden sommigen.

Ik weet het niet. De onduidelijkheid van het systeem en het feit dat er zomaar een oordeel over je geveld wordt is niet prettig. Kan er niet een eerlijker, democratischer systeem komen? Nee, vond een gevestigde auteur, want het was juist belangrijk dat er elitaire boeken geschreven konden werden voor de beperkte groep kinderen die dit kunnen waarderen. Van dergelijke literair boeken, kun je via royalty’s nooit leven, dus dáár zijn de subsidies voor. En zo’n commissie heeft daar verstand van. Zo bekeken was ik blij dat mijn minder literaire boeken heel veel kinderen aan het lezen helpen. Als ik mag kiezen heb ik liever een groot publiek dan subsidie.

Ik ben niet de enige die zich opwindt over de oordelen van adviescommissies. Componist John Borstlap maakt zich in een artikel in de Volkskrant boos over de kunstsubsidies die verstrekt worden door experts die zelf belang hebben bij het subsidiëren van een bepaalde vorm van kunst of muziek. Ook het Nederlands Letterenfonds kiest duidelijk voor literair boven didactisch. De vraag is in hoeverre dit criterium gerechtvaardigd is en klopt.

Ik heb nog een paar weken om bezwaar aan te tekenen, maar vooralsnog durf ik dat niet aan. Hoogstwaarschijnlijk zal ik er nog steviger op gewezen worden dat ik geen literaire schrijver ben en dat stimuleert niet erg om mijzelf verder te willen ontwikkelen. Over twee weken ga ik naar Tunesië op vakantie. Ik ga zonnen, lezen en uitrusten. Of ik het boek De bootvluchteling ooit nog zal schrijven, weet ik niet.

Loading

2 Reacties

  1. Een paar jaar geleden heb ik Jac. Toes bijgestaan. Als thrillerauteur wilde hij subsidie. Vanuit mijn literatuurwetenschappelijke achtergrond schreef ik een degelijk betoog over de onbestaanbaarheid van het begrip literatuur en de subjectiviteit van jury-oordelen.
    We zijn tot aan de Raad van State geweest, maar zonder succes. Toes concludeerde uit de finale uitspraak dat het Letterenfonds ongemotiveerd besluiten mag nemen.
    Ik onderschrijf die conclusie. Het Fonds is autonoom, oncontroleerbaar en handelt dientengevolge onverantwoord.
    Ik geef je dus weinig kans. Some animals are more equal than others, schreef Orwell.

    Groet,
    GJ

  2. Wat is het doel van zo’n subsidie? Ontwikkeling lijkt me een meer relevante reden dan handhaving van de status quo. Als je daar subsidie voor nodig hebt, ben je gewoon slecht. Stilstand is achteruitgang tenslotte.

Geef een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.